Woordenschat: broek, slee, sjaal, jas, muts, schoen, schaatsen, sneeuw, trui, sok, wantjes, open, dicht, aankleden, uittrekken, koud weer, winter, uitkleden, aantrekken, glad, rits (sluiting), ijs, knoop, glijden...
We leren alles benoemen in thema de winter. Maar we knutselen natuurlijk ook.
We maakten al een dikke wintermuts en nu zijn we een kindjes aan het aankleden.